ARTIKEL 2. Alle Burgers in het veld buiten de grenzen der Transvaal en Orange River Colonie, en alle Krygsgevangenen thans buiten Zuid-Afrika, die Burgers zyn, zullen by behoorlyke verklaring hunner aanneming der positie als ondeerdanen van Z. M. Koning EDWARD VII trapsgewyze terug genomen worden naar hunne woniger zoodra voor transport voorziening gemaakt kan worden, en hun levensonderhoud gewaarborgt is : ARTIKEL 3. Burgers, zich overgevende zullen niet van persoonlyke vryheid of eigendom ontbloot worden. ARTIKEL 4. Geen stappen zullen worden genomen tegen Burgers zich overgevende voor bona fide Krygsdaden, uitgezonderd in het gevat van zekere daden ter kennisse van Boer Generalen door den Opperte velhebber gebracht. ARTIKEL 5. De Hollandsche taal in scholen to worden onderwezen, indien ouders zulks begeeren, en alwaar noodig in Gerechtshoven te worden gebruikt. ARTIKEL 6. Bezit van geweren voor hunne protectie te worden toegelaten aan personnen licentie witnemende. ARTIKEL 7. Civiele Regeering zal ingesteld worden zoo spoedig mogelyk door vertegenwoordiging opleidende naar eigen Regeering. ARTIKEL 8. Geen stemrecht aan Naturellen tot na instelling van eigen Regeering. ARTIKEL 9. Geen speciale plaatsbelasting in Transvaal en Orange River Colonie zal geheven worden voor oorlogskosten. ARTIKEL 10. Zyner Majesteits Regeering zal Drie Millioen Ponden Sterling toestaan ter herstelling der bevolking van hunne wonigen, en vergoeding van Oorlogs-Schaden. Bona-fide bezit van Commandeer-Kwitanties of Zuid-AfrikaanscheRegeerings Noten, zullen als bewys voor oorlogs Schaden aangenmen worden. Bovendien zal Z. M. Regeering leenings voorschotten aan Burgers voor het zelfde doel maken. Gelieve deze termen aan Krygsgevangenen bekend to stellen, en hen in kennistellen dat voorbereidsdlen zoo spoedig mogelyk gemaakt zullen worden voor hunne trapsgewye terugzending maar dat ten gevolge van den verwoesten toestand lands, zal het tyd nemen, voor dat allen terug genomen kunnen worden. NOTA BENE.-Dit is de einigste herkennende kennisgeving. E.R. Van af Woensdag den 18de dezer, worden Burgers van de gewezene Oranje Vriejstaat en Zuid Afrikaansche Republiek, begeerig om den eed van getrouwheid af te leggen aan Zijne Majesteit Koning Edward VII, verzocht om aanzoe daartoe te doen in het Gerechts-Hof te Jamestown, tusschen de uren van 11 tot 1 voormiddags, en van 2 tot 4 namiddags (Zondagen en Kroningsdag, 26sten Jun izijn uitgesloten). Permitten voor dit doel zullen worden uitgegeven door Kamp Commandanten. De eed van getrouwheid zal worden afgenomen door Kol. A. J. Price, C.M.G., en Kapitein John Proctor, C.G.A., die aangesteld zojn als Speciale Commissarissen. THE CASTLE, ST. HELENA, JAMESTOWN, 14de Juni, 1902. A. J. PRICE, Kolonel, O.C.T. NOTICE. From and after Wednesday, 18th inst., those burghers of the late Orange Free State and South African Republic who are desirous of taking the oath of allegiance to His Majesty King Edward VII are directed to attend at the Court House, Jamestown, between the hours of 11 to 1 p.m., and from 2 p.m. to 4 p.m. daily, Sundays and Coronation Day (26th June) excepted. Permits for this purpose will be granted by Commandants at each camp. The oath of allegiance will be administered by Col. A. J. Price, C.M.G., and Capt. John Proctor, C.G.A., who have been appointed Special Commissioners. THE CASTLE, ST. HELENA, 14th day of June, 1902. A. J. PRICE, The taking of the Oath was more universal than had been anticipated, though several hung back; amongst these, Woolmarans, who urged the prisoners strongly not to take it. On the 25th June H.M. transport Canada arrived, 5,701 tons, from England (Capt. Maddox), also the British steamer Wakool, 3,147 tons, from South Africa (Capt. Thomas); the latter was in quarantine, and brought the 3rd Battalion Royal Sussex Regiment, taking a few days later the Buffs, with their genial Colonel Theodore Brinckman. On the 26th there was great excitement in the town, when over 470 who had taken the oath came from the camp to embark on the Canada for South Africa. They were escorted by the band of the 3rd Wilts, and they marched down with Union Jacks flying. Before going off they assembled on the Lower Parade (see illustration), where H.E. the Governor bade them farewell. He said he was. glad to have an opportunity of saying good-bye, and of wishing them good luck in the future. It was a mark of regard on the side of the Government that they were being sent home first, and on arrival at the Cape they would meet the loyalists from Ceylon, and so the first one thousand men to land on their native shores would be those in whom the Government felt confidence. Had all been of their opinion, and refrained from countenancing a hopeless contest, their country would not have been in the same sad condition as it now was. He felt sure, however, that under the firm and just rule of England prosperity would come again, and that all would be firm friends. His Excellency concluded by saying: "I trust we shall always be friends and grow in prosperity day by day. You have been here now over two years and we part with you with regret. We have admired the fortitude and constancy with which you have borne exceptional trials, and I feel that amongst you I am parting with some personal friends of whose welfare in the future I shall always be glad to hear. And now I bid you all good-bye, and wish you all good fortune in the years to come." This was translated in short sentences to the prisoners by Captain Proctor, C.G.A., and was replied to by Commandant Jooste on behalf of himself and his fellow loyalists. He thanked the Governor |